1941 – Kamp Prinsenbosch aangelegd

 Samen met de houtvester bezochten enkele officieren van het Luftgaukommando Holland al in de herfst van 1940 het Prinsenbosch tussen Gilze en Chaam. Ze oriënteerden zich uitvoerig in het honderden hectaren grote bosgebied. Ze lieten hun oog vallen op een gebied ter grootte van ruim dertig hectare. Over de plannen die de Luftwaffe met dit stuk bos had, lieten ze weinig los.

Groot bouwproject
Maar in het voorjaar van 1941 werd duidelijk, welke bedoelingen de Duitsers met het Prinsenbosch hadden. Ze begonnen met de voorbereidingen van een kennelijk heel groot bouwproject. Kamp Prinsenbosch. Ze paalden de omtrekken af van enkele grote en heel veel kleinere gebouwen. Na de bomen te hebben gerooid groeven ze de afgepaalde stukken af.

Ook aan de overkant van de Nieuwe Maastrichtsebaan groeven de Duitsers sleuven voor de funderingen van enkele gebouwen. Ze onteigenden hier op korte termijn de nodige akkers en weiden van Gilse boeren. Toen de lente vorderde, draaiden de bouwactiviteiten al snel op volle toeren. Ze werkten met een grote voortvarenheid en in ijltempo. Ook legden ze de beddingen voor de wegen bloot, vulden die met zand en bestraatten ze met klinkers. De Hoogstraat, tot dan toe een zandweg vanaf het Prinsenbosch naar de Bavelseweg, kreeg ook zo’n verharding. De buurtbewoners hadden er in ieder geval nog enig profijt van. De bestrating verbeterde de bereikbaarheid. Ook legden de Duitsers waterleiding en electriciteit aan, vanaf Gilze-dorp, langs de Chaamseweg.

Nederlandse aannemers en onderaannemers voerden nagenoeg het hele bouwproject uit; inwoners uit Gilze en omgeving vonden er goed betaald tijdelijk werk. Ondanks de snelle voortgang werd alles opvallend degelijk en zwaar uitgevoerd. Er was geen twijfel aan dat dit een permanente bebouwing werd.


Plattegrond van het kamp Prinsenbosch zoals het in 1941 is aangelegd. Tot op de dag van vandaag is er nauwelijks iets gewijzigd aan de bebouwing of aan het wegenpatroon

In de watten leggen
Ook de bestemming van de gebouwen begon zich nu duidelijker af te tekenen: woon- en slaapgebouwen voor Luftwaffepersoneel. In de eerste plaats voor vliegtuigbemanningen. Dat viel af te leiden uit de ongewone luxe en het royale comfort waarmee de huizen werden ingericht. Dat de vliegers en andere bemanningsleden in de watten werden gelegd, had te maken met de zware lichamelijke en psychische belastingen waaronder ze moesten werken.

Ook konden vanuit Prinsenbosch bij een aanval de noodzakelijke bureaus en apparatuur blijven functioneren, net als belangrijke verzorgende onderdelen als keukens en voedselopslag en dergelijke. Een aanval was immers in de meeste gevallen gericht op uitschakelen van het vliegveld, dus was dat vooral doelwit.

Vriendelijk dorp
De Duitsers bouwden het kamp zo, dat het er van bovenaf uitzag als een vriendelijk dorp. Mocht een Engelse piloot het al kunnen vinden en vooral als Duits kampement herkennen, dan waren daar de ruim zestig centimeter dikke, uit Hollandse baksteen opgetrokken muren en hoge ramen met stalen luiken. Die boden redelijk bescherming tegen een afgeworpen bom. Door ruim 15 centimeter dikke betonnen plafonds te gebruiken, waren de Duitsers ook op fosforbrandbommen voorbereid. Die konden wel door de dofgrijze dakpannen vallen, maar het dikke plafond hield de staafbrandbommen tegen, terwijl de temperatuur naar beneden weinig of geen invloed had. In elk geval hadden bewoners redelijk de tijd om het gebouw in geval van brand veilig te verlaten.

Er werd van alles aan gedaan om het verblijf op Prinsenbosch zo aangenaam mogelijk te maken. De gebouwen hadden allemaal een kolengestookte verwarming en gezellig en praktisch ingerichte woon- en leefvertrekken. Ook aan de sanitaire voorzieningen was grote aandacht besteed. Meubilair, vloerbedekking en vitrage waren met zorg gekozen en moesten de sfeer vervolmaken. In twee grote gebouwen (het huidige 45 en 11) waren moderne keukens en eetzalen ondergebracht, en film-, instructie- en recreatieruimten. Onder de vloer van het keukengebouw diende de enorme kelder als opslagplaats voor levensmiddelen, drank en eetgerei. Al het aardewerk, tafelbestek en dergelijke was voorzien van het Luftwaffe-embleem met adelaar en hakenkruis.

Toen in de herfst van 1944 de R.A.F. hier haar intrek nam, hadden de manschappen er geen probleem mee het Duitse eetgerei te gebruiken. Ook gingen er zeker diverse stukken mee naar Engeland als souvenir.

 

Gebouw 11, één van de hoofdgebouwen in kamp Prinsenbosch. In een van de vleugels was een moderne keuken ondergebracht en verder waren er onder meer de eetzalen voor de officieren en voor de manschappen. De foto is gemaakt in de winter van 1945-1946. Het gedeelte rechts op de foto met het torentje is een paar jaar nadien uitgebrand en enigszins gewijzigd weer opgebouwd.

Afrastering
De verschillende wegen die door het kamp liepen, kregen klinkende namen, aangegeven op kunstzinnig uitgevoerde houten wegwijzers. Zo was er een Leipziger Strasse bijvoorbeeld en een Frankfurter Allee. Om het hele complex heen kwam een manshoge afrastering. Er waren twee permanent bewaakte toegangen, één in de noordwesthoek bij de Hoogstraat en de andere aan de Chaamseweg. Bij beide stond een wachtgebouw en een afsluitbare poort. Bovendien bevond zich bij de ingang bij de Hoogstraat een telefoonpost die met een eigen veldtelefoonkabel (dikke rubberkabel) verbonden was met het vliegveld. Deze kabel werd in 1942 verbroken, meer dan waarschijnlijk door sabotage.

Er was vrij druk verkeer van vracht- en personenauto’s van Prinsenbosch naar het vliegveld en omgekeerd. Via de Chaamseweg door de dorpskom van Gilze reed alles wat bestemd was voor de oostelijke helft van het vliegveld, waar vanaf voorjaar 1942 hoofdzakelijk de Do 217 bommenwerpers van het KG 2 waren gestationeerd. Langs Hoogstraat, Bavelseweg en Bavelse Poort ging het overige verkeer.

Spoorlijntje
In datzelfde voorjaar van 1942 kwam snel een merkwaardig plan tot uitvoering: de aanleg van een spoorlijntje vanaf Prinsenbosch naar het vliegveld. Ergens in Nederland hadden de Duitsers een kleine stoomlocomotief gevorderd en die moest over smalspoorrails een aantal open wagentjes trekken, met daarop eenvoudige houten banken. Het lijntje begon in het kamp aan de Nieuwe Maastrichtse Baan, volgde dan de Chaamse weg tot Café Brooymans, ging vandaar door de Oudestraat naar de Biestraat (bij de familie Doorakkers) en van hieruit naar de Bavelse Poort om ongeveer midden op het terrein van het oude vliegveld Molenheide te eindigen. Daar bevond zich ook het eindpunt van de spoorlijn die bij Rijen was afgetakt van de lijn Breda-TiIburg. Daar was ook een groot los- en laadperron aangelegd, met daaraan grote opslagplaatsen voor brandstof en munitie en een goederenoverslag. Begin juni 1942 werd het spoorlijntje met enig feestelijk vertoon officieel geopend. Dit was aanleiding voor een fotoreportage in het Luftwaffeblad ‘Der Adler’.

Het Luftwaffe-muziekkorps heeft plaatsgenomen op de wagentjes en de locomotief staat onder stoom aan de Nieuwe Maastrichtse Baan in kamp Prinsenbosch, gereed voor vertrek.

De verbinding was bijna vijf kilometer lang en had zelfs draaischijven aan de eindpunten. Toch was het lijntje bepaald geen succes. Er moest vaak bijna stapvoets worden gereden, vanwege de gebrekkige aanleg van de rails. En desondanks ontspoorde de locomotief soms. Geleidelijk aan deed het treintje steeds minder dienst en in 1944 werd de verbinding helemaal opgeheven.                                                            

Toevalstreffer
Of de Duitsers nog een speciale naam voor Prinsenbosch hadden en of ze het kamp ooit officieel hebben geopend, weten wij niet. Gilzenaren spraken toen steeds, en doen dat nu soms nog over: ‘de villa’s in de Chaamse bossen’. Geallieerde vliegtuigen hebben het kamp nooit aangevallen, als we tenminste, en daar is alle reden voor, de bominslag bij de noordwestrand van het kamp voor een toevalstreffer mogen houden. Dat gebeurde in de avond van 26 februari 1943 rond 22.00 uur. Eén villa brandde af door brandbommen en op 27 en 28 februari 1943 ontploften nog enkele blindgangers of tijdbommen.
Luchtdoelgeschut was in of nabij het kamp niet aanwezig, behalve dan de batterij zware Flak aan de Bavelseweg op anderhalve kilometer. Maar die zal voor Engelse verkenners meer associatie opgeroepen hebben met het vliegveld dan met het kleine, moeilijk waarneembare en vooral onschuldig uitziende Prinsenbosch.

Bij de overhaaste aftocht van de Luftwaffe op 4 en 5 september 1944 werden alle gebouwen in ongeschonden staat en zonder enige vorm van bewaking achtergelaten. Ze staken alleen één kleinere villa in brand; daarin lag veel geweermunitie opgeslagen. De villa brandde tot de grond toe af. De Luftwaffe keerde nooit meer terug.

Na de bevrijding nam de Engelse R.A.F. het kamp in gebruik; in 1946 het Nederlandse leger. In 1953 werd het tijdelijk gebruikt voor de opvang van slachtoffers van de watersnoodramp. Vanaf eind 1993 vangt het COA er asielzoekers op.

Vanaf 2019 wordt gestart met een grootscheepse renovatie en aanpassing van de gebouwen. De gebouwen worden meer geschikt gemaakt voor de opvang van gezinnen.

Terug naar: Herinneringsroute