Wim Bink uit Gilze sneuvelde in Nederlands Oost-Indië (vervolg)

Kediri (vervolg)
De reis ging via Modjokerto ( weet je nog die Baileybrug over de kali Brantas), Djombang en Kertosono, waar we de nacht in een tentenkamp doorbrachten.
De tweede dag, goed en wel onderweg, werden we plotseling hevig onder automatisch vuur genomen, onze vuurdoop!  Voor het eerst hoorden we het fluitende, sissende geluid van projectielen boven onze hoofden.  Onder leiding van de ons begeleidende ervaren grenadiers schoten we terug in de richting van het inkomende vuur vanaf een tjot ( heuvel) op zo’n paar honderd meter afstand. We konden de vijand weliswaar niet zien, maar het gaf toch enige opluchting dat we van ons af konden bijten.”

Alle begin is moeilijk
“De eerste weken in Kediri werden we begeleid door ervaren grenadiers om de fijne kneepjes van het vak te leren. Patrouillelopen (steeds met een onderlinge afstand van zo’n zeven meter om bijvoorbeeld niet in een hinderlaag allemaal tegelijk te worden neergeknald), het leggen van een hinderlaag, wachtlopen enz. Een spannende belevenis was toch wel de eerste nachtelijke wacht bij het bivak, steeds met twee man bij elkaar. De tropische nacht was vol onbekende geluiden, het getjilp van krekels, overvliegende grote vleermuizen enz.  We voelden ons erg gewichtig en verantwoordelijk voor het welzijn van het bivak. Achter elke schaduw meenden we een vijand te zien. Als die ervaren grenadier niet bij ons was geweest zouden we waarschijnlijk wel een of andere loslopende hond hebben neergeknald.  Alle begin is moeilijk en al doende leert men.”

Drie jongens gesneuveld
“Op de derde dag van ons verblijf in Kediri vonden ‘s nachts diverse schermutselingen plaats met vijandelijke eenheden. Ook ons bivak werd beschoten en we vuurden natuurlijk dapper terug. De volgende dag hoorden we het alarmerende bericht dat van een naburige compagnie ‘s nachts  drie jongens waren gesneuveld. Eén kende ik vrij goed omdat hij aan boord mijn naaste buurman was geweest op het bovenste tempatje. ‘s morgens bij het ontwaken was het eerste wat we zagen elkaars slaperige kop. Al snel deed het gerucht de ronde dat deze jongens door eigen vuur zouden zijn gedood! Hoewel hierover nooit klaarheid is gekomen, ook van officiële  zijde werd het nooit bevestigd (in de doofpot gestopt?), bleef dit gerucht steeds weer de kop opsteken; eigenlijk ons hele verblijf kwam het steeds weer ter sprake. Ook tijdens latere bataljonreünies kwam het weer ter sprake. De juiste toedracht zullen we na zoveel jaar wel niet meer aan de weet komen, tenzij eventuele getuigen van destijds een boekje zouden opendoen, hetgeen ernstig valt te betwijfelen.”

Het vuurpeloton staat gereed om de gevallen
kameraden de laatste eer te bewijzen

Old soldiers
“Zoals jullie weten hebben aan Nederlandse kant bijna 6300 sobats het leven gelaten ( moge zij rusten in vrede). Juiste cijfers omtrent het aantal omgekomen tegenstanders zijn niet bekend, maar onlangs las ik in een artikel dat dit aantal minimaal 100.000 zou bedragen en waarschijnlijk nog veel meer. Als je hier wat dieper over doordenkt kun je wel stellen dat wij sobats, die hieraan hebben meegewerkt, een bijzondere plaats in de samenleving innemen.
Maar gewetenswroeging? Nee. We waren heus niet zo bloeddorstig,  maar handelden uit zelfverdediging en om te overleven. Volgens het oorlogsrecht is de militair onder die omstandig-heden gerechtigd tot zodanig handelen.

Overigens , jullie weten: Old  soldiers never die, they just fade away.”

 

U kunt naar het volgende artikel ‘Stoottroeperslied’ of terug naar Onze jongens in de Oost