Jan de Vet: ‘Verleden en toekomst houden verband met elkaar’

Redactielid neemt afscheid van Heemkring Molenheide
Hij is 35 jaar lid van Heemkring Molenheide en dertig jaar actief voor De Mulder, het kwartaalblad van de heem. Vanavond (woensdag 19 december) neemt de 85-jarige Jan de Vet met een indrukwekkende staat van dienst  afscheid als redactielid. “Er liggen twee redenen aan mijn vertrek ten grondslag. Mijn gezondheid natuurlijk, maar daarnaast mijn leeftijd. Ik wil ook anderen de kans geven.”

Wie een beetje geïnteresseerd is in de lokale geschiedenis moet hem kennen of heeft minstens van hem gehoord. Want Jan de Vet heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld tot een deskundig heemkringlid en heeft hiervan op allerlei manieren blijk gegeven. Hij werkte mee aan twaalf bekende boeken over de historie van onze gemeente, waar ‘Gilze duizend jaar’ en heel recent ‘De Historische Canon van Gilze en Rijen’ voorbeelden van zijn. Hij gaf dialezingen en rondleidingen aan jong en oud, vulde zestien jaar lang de rubriek ‘Gilze in het verleden’ in het kwartaalblad van Huize Sint Franciscus. Hij is nog steeds de vraagbaak voor heemkringleden, inwoners, gemeente, bedrijven, pers.  Hij hielp kinderen aan gegevens voor hun spreekbeurten. Lachend: “Nou ja kinderen, het waren meestal de moeders die belden”. En dan waren er natuurlijk zijn activiteiten voor De Mulder. Alles bij elkaar schreef of werkte hij mee aan zo’n driehonderd artikelen, waarvan er nog een aantal op de plank ligt. Zijn vrouw Jo: “Toen hij pas ziek was, werd de drive om te schrijven alleen nog maar groter. Want dát moest nog af en dát. Voor De Mulder ligt er nu een mooie voorraad. Daar kunnen ze nog enkele jaren mee vooruit.” Jan: “Er zijn twee dingen die mensen aan een heemkring bindt: een eigen gebouw en een blad. Niet iedereen komt naar een lezingenavond. Maar het blad leest ieder lid. Dan moeten er ook goede artikelen in staan.”

Onze pa
De belangstelling voor geschiedenis zat er al heel jong in. “Onze pa vertelde vaak en veel over ‘vroeger’. Mijn moeder is jong gestorven; ik was pas 7 jaar. Gevolg was dat we zondags vaak met zijn tweeën gingen wandelen. Lange tochten maakten we dan. Naar het Putven, naar Alphen, Riel of Molenschot. We liepen in de hele regio. En onze pa vertelde maar. In die tijd verzamelde ik ook al oude ansichtkaarten van Gils. Zo is dat gegroeid en gebleven.”

Het is dan ook niet verwonderlijk dat Jan later tot een groep ging behoren, die belangstelling had voor heemkunde en zo ook te boek stond in het dorp. Dat was nog vóór de oprichting van de huidige (35-jarige) Heemkring Molenheide. “Pastoor Bink was erg actief in die richting en Rector Huismans van het Gasthuis schreef stukjes over de geschiedenis van de kerk in het weekblad.

Govert Aarts (die van de oorlogsdagboeken) maakte veel foto’s en legde op die manier veel vast. Met zo’n zeven mensen kwamen we van tijd tot tijd bij Donders in het café bij elkaar en als een boer op een put stuitte of iemand vond een interessante scherf, dan werden wij erbij gehaald. Ook gingen we wel eens naar heemavonden in Alphen.” Lachend: “Zoals die keer dat het over wichelroedelopen ging. Pastoor Bink bleek er daar de wind goed onder te hebben. Er werd op zo’n avond ook een borreltje gedronken en onder invloed daarvan liep een discussie onder een  groep duivenmelkers uit Alphen hoog op. Hij hoefde maar te zeggen: ‘Kees , ge hebt genoeg op, naar huis gij!’ en Kees vertrok.”

Puzzelstukjes
Echt een heemkring oprichten in onze gemeente, dat kwam er bij de groep van zeven niet van. Dus was Jan blij toen hij van een ander initiatief hoorde. Op 17 mei 1977 ging hij naar de oprichtingsvergadering van Heemkring Molenheide bij Henk Faes op het Steenakkerplein. Hij werd diezelfde avond nog lid.

“Toen ik met m’n 59ste ziek thuiskwam en daarna niet meer ging werken, kon ik me helemaal in de heemkunde verdiepen. Een stimulans daarbij was ook Jan Haarbosch, mijn schoonzoon. Voor het boek ‘Gilze duizend jaar’ zocht hij samen met Toon Brekelmans de geschiedenis van de kerk van Gilze uit. Hij vroeg mij om de dorpsgeschiedenis uit te zoeken en te beschrijven.“
Jan was op dat moment al bezig om alles over molens in de gemeente na te trekken. Jan: “Er moest een windmolen gestaan hebben op de plek waar nu net de zuivelfabriek is afgebroken, in de Lange Wagenstraat. Maar die was hier nergens op kaarten te vinden. Misschien bij de topografische dienst in Emmen? En ja hoor, daar vond ik hem op een oude kaart. Omdat de molen te laag stond is hij ooit afgebroken en met het oude binnenwerk op een berg weer opgebouwd. Dat was de molen van de familie Van Hoek, die op de hoek Jagilstraat-Windvang stond. Het hele verhaal staat in Mulder 25 beschreven.” Dat moet een prachtige ontdekking geweest zijn voor iemand als hij. Jan: “Ja, het is zo mooi als de stukjes van de puzzel in elkaar vallen.” Ook zijn vrouw Jo weet het nog goed. Lachend vertelt ze: “We waren met de OV-jaarkaart naar Emmen gegaan en wilden ook nog naar de dierentuin. Na een halfuurtje archief vond ik het eerlijk gezegd wel genoeg. Jan is er nog anderhalf uur bezig geweest.” Zijn passies vroegen van haar sowieso wel wat aanpassingsvermogen. Want behalve de heemkring was hij ook actief in allerlei andere maatschappelijke geledingen. Bij het buurtschap, de carnaval, het schoolbestuur, SKW, Oranjecomité, het bestuur van Sint Franciscus, de parochie. Jo: “ Ik heb wat truien voor de kinderen gebreid als Jan naar de vergadering was. Soms werd het zo laat dat ik een halve trui klaar had. Hij heeft er heel wat uren in gestopt. Ik was natuurlijk ook overdag al thuis met de kinderen. Maar als we hem nodig hadden, dan was hij er. En gelukkig hebben we de laatste 25 jaar samen nog veel kunnen ondernemen.”

Gevoeligheden
Voor ‘Gilze duizend jaar’ , de eerste grote klus, maakte Jan veel archief- en schrijfuren. En legde daarmee de basis voor zijn grote persoonlijke archief. Voor en na het verschijnen van het boek deed hij maar liefst twaalf jaar lang, iedere donderdag, onderzoek in het gemeentearchief. Mappen en dozen doorspittend, noteerde hij alles wat voor hem interessant kon zijn. En rubriceerde die notities, en knipsels thuis minutieus en overzichtelijk. Voeg daarbij de foto’s die hij verzamelde, en dan kom je tot een prachtige informatiebron, die hij tot op de dag van vandaag actueel houdt. En zo blijven de onderwerpen zich ook steeds aandienen.

Behalve de molens waren er de leerlooierijen, de schoenfabrieken, de koekfabriek, de touwslagerij, het station, de brouwerijen, de herbergen en cafés enzovoorts. Jan: “Twee onderwerpen die ik in het boek niet kwijt kon, heb ik recent uitgewerkt. Over de doktoren, dat heeft begin dit jaar al in De Mulder gestaan, en een verhaal over de politie komt in januari in De Mulder. En ook over de zuivelfabriek in Gilze was nooit een compleet verhaal verschenen. Toen vorig jaar alles afgebroken werd, was dat de aanleiding om alle info die ik heb in een verhaal om te zetten. Er was daar in het verleden iets voorgevallen en daarom had ik dat nog even laten zitten. Maar de betrokkenen zijn inmiddels uit de tijd, dus was het moment nu wel daar.” Zo werkt het wel vaker, weet Jan, als je met de geschiedenis van je gemeente bezig bent. Dan kom je ook gevoeligheden tegen. En daar moet je voorzichtig mee zijn.

Lijstje op zijn werkkamer
Ondanks zijn 85 jaar heeft Jan nog heel veel kennis paraat en staat zorgvuldigheid nog altijd hoog in het vaandel. Het mooie van dit heemkundige werk vindt hij, dat je steeds weer iets hebt vastgelegd voor het nageslacht. Iets wat je in het archief gevonden hebt, of wat je zelf hebt meegemaakt. Je maakt het verleden toegankelijk voor mensen. Jan: “Verleden en toekomst houden verband met elkaar. Je laat zien hoe het toen was en hoe goed we het ondanks de crisis nu hebben. Je weet dat het ook minder kan. Als ik in de klassen van de kleinkinderen over vroeger vertelde, waren ze heel verbaasd over hoe het er toen aan toeging. Dat je geen cadeautjes kreeg op je verjaardag, hooguit ’s avonds een kop chocolademelk. Dat kunnen ze zich niet voorstellen. Er is veel veranderd in relatief korte tijd.”

Of hij na zijn afscheid van de Mulder-redactie zijn pen echt neer gaat leggen? Jo: “Als je afgaat op het lijstje dat ik op zijn werkkamer zie liggen…” Jan: “Ik blijf schrijven zolang ik kan. Maar ik beperk me tot korte artikelen, ik doe geen groot project meer. Neem nou de post in Gilze bijvoorbeeld, daar heb ik zoveel gegevens van. En er is zoveel veranderd. Nu halen we de postzegels bij de bakker. De vader van Jo – en daarom is het zo’n leuk onderwerp – haalde als postbode ’s morgens om zes uur op zijn fiets de postzakken op bij het station in Rijen.”

En behalve dat, voor adviezen kunnen mensen natuurlijk ook altijd blijven komen, verzekert hij. “Die geef ik graag. Maar hoelang dat nog zal zijn, dat weet je niet.”

Mariëlle van Hezewijk
December 2012

Terug naar: verhalen van vroeger