Jan de Vet en Jo van Gestel vijftig jaar getrouwd (vervolg 2)

Hij heeft er tien jaar schoolbestuur opzitten, acht jaar kerkbestuur, hij was 32 jaar acoliet en hij had de functie van voorzitter in het Comité Glas in Nood. In het bestuur van het bejaardentehuis zat hij dertien jaar. Ook Leuttapper was hij dertien jaar en sauwelen deed hij vijf jaar lang. Jaar na jaar heeft hij Sinterklaas gespeeld en dat lukte hem zo goed dat zijn eigen kind op school niet eens merkte dat hij zijn vader voor zich had. Nu is hij ‘alleen’ nog actief bij de heemkring. Hoofdtaak is daar vanaf april 1983 het verenigingsblad de Mulder, waarin hij een groot aandeel heeft.. Maar doordat hij na jarenlang onderzoek doen, zelf een groot archief heeft opgebouwd en van zichzelf ook veel over de geschiedenis van Gilze weet, fungeert hij ook regelmatig als vraagbaak. Met de Historische Werkgroep Gilze heeft hij de drie bekende boeken Duizend jaar Gilze, Geroepen in Gilze en Gilze Van Vossenberg tot Valkenberg uitgebracht. En als oud-Leuttapper en heemkundelid was hij pas nog medeschrijver van het boek van de Leuttappers. In ’t Franske (blad van het verzorgingshuis) heeft hij een vaste rubriek en hij verzorgt regelmatig lezingen voor ouderen. Kortom allemaal activiteiten die hem – al wil hij dat, bescheiden als hij is, allemaal niet zo weten – heel verdiend de erespeld van Brabants Heem en de Gouden Gemeentespeld hebben opgeleverd.

DAS KLEINE WUNDER
Na de uitreiking van de gemeentespeld kreeg hij van zijn kinderen overigens ook nog een ereteken. Want voor hen had hij immers ook van alles gedaan. En dat brengt het gesprek weer terug bij het gezinsleven, wat Jo en Jan minstens zo belangrijk vinden. Net als overal kende het zijn diepte- en hoogtepunten. Jo: “Er zijn heel veel dingen die je niet vergeet. Echt een dieptepunt was het veel te vroeg overlijden van een schoonzoon en onze dochter die met drie kindjes achterbleef. Maar ook waren er de ziektes die we meemaakten. Soms komt alles bij elkaar. Ik kreeg trombose bij de geboorte van de vijfde. Er was pas iemand aan gestorven, dus toen ik met de ziekenwagen wegreed, dacht ik: ‘Kom ik nog thuis?’. In datzelfde jaar onderging Jan na maanden van pijn en sukkelen een – gelukkig goed geslaagde – rugoperatie. En juist in zo’n jaar kregen de kinderen natuurlijk ook de mazelen, de bof, de geelzucht. Kortom een heel moeilijk jaar. Maar is dat voorbij en is er niks ernstigs gebeurd, dan ben je dat weer snel vergeten. Ook bij een dieptepunt kun je de positieve kant blijven zien.”

“We hebben meer hoogtepunten dan dieptepunten gekend. De geboortes van de kinderen, de partners die ze tegenkwamen en waar ze gelukkig mee zijn, de 22 kleinkinderen.”

Een van de meer praktische hoogtepunten was de DKW. “Das Kleine Wunder,” vertelt Jan met pretlichtjes in de ogen. “Die gaf ons de mogelijkheid om met de kinderen ergens naar toe te gaan. Het was er nog zo een van eerst olie ingieten en dan een liter benzine erbij doen.” Jo: “Met het hele stel ‘s avonds nog even naar de Alphense bossen.Verstoppertje spelen, waarbij de kinderen naar Jan zochten en zochten en hij de buutboom ingeklommen bleek te zijn en rap naar beneden kwam om buutvrij te roepen.”

Jo zal ook nooit die keer vergeten dat ze naar tante Nonneke zijn geweest, die moeder-overste was van een nieuw gebouwd bejaardentehuis. Ze moesten zeker eens komen kijken. Dus met zijn allen de DKW in – ‘kinderen op schoot en tussen ons in dat kon allemaal nog in die tijd’ – en rijden maar. Uitstappen vergde met al die kindjes wel even tijd en er werden dan ook her en der gordijntjes weggeschoven. Eenmaal binnen, kwamen ze op de gang een oude mevrouw tegen, die (doelend op de DKW) vroeg: ‘Zijn al die kinderen van u? Waar hebben die allemaal gezeten?’ Waarop Jo opgewekt antwoordde: ‘Ik heb ze niet allemaal tegelijk gekregen hoor’.

“Maar ook waren er de diploma’s. Of dat nu om een bul, een zwemdiploma of om een certificaat van de muziekschool ging, overal ben je blij mee. De jongens hebben allemaal in Eindhoven gestudeerd, op de TH of de Grafische school. Geen van allen zijn ze op kamers gegaan, ze wilden op en neer blijven reizen. Het voordeel daarvan is dat ze hier een hechte vriendenclub hebben opgebouwd en allemaal actief zijn in het verenigingsleven. Gaan ze op kamers dan ontgroeien ze de plaats. We zijn blij dat ze zich nu ook voor Gilze inzetten.”

‘ER EEN KOEI AAN WAGEN’
“Wij genieten nu,” zegt Jo. “We ondernemen van alles, maar iedere zondag zijn we thuis voor de kinderen en kleinkinderen. 22 in totaal, prachtig om ze op te zien groeien.” Zelf heel creatief – ze is op latere leeftijd lessen gaan volgen en tekent en schildert nog steeds iedere donderdagmiddag met een vriendin – ziet ze dat bij haar kinderen en kleinkinderen weer terugkomen. Of die creativiteit bij hun feest ook aangewend zal worden? Ze weten het niet. “Op 31 mei vieren we de gouden bruiloft met de buurtschap, op 7 mei met familie en vrienden. We hebben geen idee wat er allemaal gaat gebeuren. In ieder geval doen we het op de ouderwetse manier. Ooit hebben we een boer horen zeggen: ‘We wagen er een koei aan’. In die zin zal het bij ons ook gaan. Want we zijn heel blij dat we dit mogen en kunnen vieren. We beginnen met een dienst in de kerk en de rest wordt voor ons ingevuld.” Jo: “Jan heeft altijd veel liedjes gemaakt. Er was geen enkel feest – en we hebben een grote vriendenclub – of hij had wel een eigengemaakt liedje bij zich. Dus hebben ze de aard naar pa, dan zal het wel een goed feest worden.”

Bron: Weekblad Gilze en Rijen – week 18-2003
Auteur: Mariëlle van Hezewijk