Oorlogsherinneringen van Militiesoldaat 8924 (8)

De terugreis naar Java
De reis met de US Chenango ging in eerste instantie naar het eiland Okinawa, waar de Amerikanen tijdens de oorlog zo zwaar gevochten hadden. Bij aankomst op 18 september 1945 op de rede, zagen we een vloot van oorlogs- en vrachtschepen, zover het oog reikte. Hier­onder waren ook Nederlandse schepen. Velen van ons kregen een brok in de keel toen ze de Nederlandse driekleur zagen wappe­ren. Plotseling moesten we echter weer naar volle zee, omdat er een tyfoon in aantocht was en over het eiland zou trekken. Zo’n 24 uur zijn we op zee blij­ven kruisen en op die manier hebben we het natuurgeweld kunnen ont­wij­ken. Toen we de vol­gende dag weer op de rede van Okinawa lagen, zijn we met landingsbo­ten aan land gebracht. Omdat het nog flink stormde, was het niet eenvoudig om daar in te stap­pen. We moesten wach­ten tot de boot, die langszij het vlieg­dekschip lag, door een golf naar boven werd geduwd. Als hij dan zijn hoogste punt had bereikt, moesten we er snel in springen. Gelukkig zijn er geen ongelukken gebeurd. Op het land had de storm flink huis gehouden en er waren veel tenten en vliegtuigen vernield. We werden in een groot tentenkamp in de buurt van een vliegveld ondergebracht. Het was speci­aal bestemd voor doortrekken­de krijgsgevangenen uit Japan. In Okinawa zag ik ook een afgelegen kamp, waar Amerikaanse solda­ten zaten, die de landing op dit eiland hadden meege­maakt. Ze moesten hier nog mentaal opknappen, voordat ze naar Amerika terug mochten.

Wat een weelde
We kregen iedere dag schone splinternieuwe kleding. Ik denk dat de Amerikanen hun oorlogsvoor­raad aan het opmaken waren. De gebruik­te kleren konden we na het bad op een hoop gooien. Die werden dan door de Japanse krijgsgevan­genen opgehaald. Ook kregen we iedere dag een rantsoen, dat bestond uit drie blik­jes bier, 1 pak sigaretten, 1 pak pijptabak, enkele repen chocolade en kauwgom. Handdoeken kon je bij de waslokalen van een rol afscheuren. Wat een weelde na al die jaren van ge­brek. Later was ik blij dat ik de gebruikte kleding op dat moment niet heb weggegooid. Ik heb er mijn verdere diensttijd nog veel profijt van gehad. Want eenmaal terug bij ons eigen leger was het allemaal niet meer zo royaal. Na een verblijf van ongeveer een week zijn we met bommenwerpers naar de Filipijnen overgevlogen. De bommen­rekken waren eruit verwijderd om meer ruimte te krijgen. Vanuit de Filipijnen werden we met Dakota’s naar Manilla gevlogen.

Mondje dicht
Op ongeveer 20 kilometer van Manilla was een groot tentenkamp (fifth replacement). Het was inge­richt om alle Nederlandse ex-krijgsgevangenen die uit Japan kwamen op te vangen. Nederland­se officieren registreer­den ons hier. In opdracht van de Amerikaanse legerleiding kregen we van hen ook te horen, dat we niet te veel mochten vertellen over wat we in Nagasaki hadden meegemaakt. In die tijd had niemand van ons behoefte om over onze krijgsge­vangen­tijd te praten. We waren vrij en moesten dat nog verwer­ken. De Ameri­kanen hebben ons ook hier erg ver­wend. We kregen grote hoeveel­heden bier, snoep en sigaret­ten. Zelfs pruimta­bak zat in het pakket. We kregen ook een comple­te Amerikaanse militaire uitrusting en hadden daar­door andere kleding dan de troepen die door de Engelsen waren bevrijd.

Iedereen wilde zo vlug mogelijk naar Java terug om aan zijn toekomst te bouwen. De oorlog was toch afgelopen? Wat moesten wij nog langer in het leger doen? Door de lange gevangenschap waren wij niet op de hoogte van de nieuwe politieke ontwikke­lingen in Indië.

Nederlandse kruidenierspolitiek
Er hingen in het kamp lange lijsten van het Rode Kruis, met daarop de namen van overleden krijgsgevangen. Voor de meesten was het de eerste keer dat ze vernamen wie van de familie of vrien­den de oorlog niet had overleefd. Ook ik zag de naam van mijn vader erop staan. Later, toen er lijsten kwamen met de namen van de slachtoffers uit de burger­kampen, werd het nog tragi­scher. Vele ouderen onder ons, die voor de oorlog al een gezin gesticht hadden, kwamen op die manier aan de weet wie van hun gezin overleden was. We probeerden per brief contacten te leggen met onze familie op Java. Maar ik denk dat er door de chaos in Indië niet veel berichten aangekomen zijn.

Van de Nederlandse autoritei­ten kregen we een karig zakgeld, dat we later, in verband met het koersverschil van de peso en de gulden, gedeeltelijk moesten terugbetalen. We kregen weer te maken met de Nederlandse kruide­nierspolitiek. Zelfs onze achterstallige soldij van drieënhalf jaar hebben we nooit uitbetaald gekregen.

‘Oorlogsherinneringen van Militiesoldaat 8924 (8) vervolg’