Oorlogsherinneringen van Militiesoldaat 8924 (8) vervolg

In het kamp vertoonden de Amerikanen films over de bevrijding van Europa en we zagen overal juichende mensen de geallieerde troepen verwelkomen. Wat een verschil met onze bevrijding. Ik raakte onder de indruk van de kampen in Europa, waar de Duit­sers onder de Joden zoveel slachtoffers hadden gemaakt. Ik denk dat we door het zien van zoveel gru­weldaden in die kam­pen, onze eigen ellende wat op de achter­grond hebben gescho­ven. Bovendien werd later steeds over de oorlog in Nederland gesproken. Waarschijnlijk daarom hebben de meeste gevan­gen uit Indië pas veel later over hun kamper­varin­gen kunnen praten.

We werden weer medisch gekeurd en konden naar de tand­arts. Menig verwaarloosd gebit is in die tijd getrokken. Om de tijd door te komen, gingen we vaak liftend naar Manilla. Daar konden we in een militair tehuis van het Amerikaanse leger gratis eten of een bad nemen. Handdoeken en zeep werden daar allemaal verstrekt. Alles was perfect geregeld. In de omgeving versche­nen weldra Indische eethuisjes, die door Filipijnse meisjes en Indische jongens waren opgezet. Onze legerleiding wilde al snel weer beginnen met exercitie om de discipline weer op peil te brengen. Maar dat was gauw afgelopen omdat de Amerikanen dat niet wilden hebben. We zaten voor onze rust in dit kamp.

Paatje Drost
Later kwamen ook de berichten door over de opstand op Java en de vele moordpartijen. Iedereen wilde zo snel mogelijk naar Indië om de opstandelingen te bestrijden. Begin oktober werden de eerste groepen naar Nederlands Indië gerepatrieerd. Weldra was de groep waar ik toe behoorde aan de beurt en we vertrok­ken met een Engels vliegdekschip (Glory) naar Balikpapan op Borne­o. Op 15 oktober 1945 kwamen we er aan en we kregen een toespraak van de luitenant kolonel Drost, die vanwege zijn gemoedelijkheid Paatje Drost werd genoemd. Hij waarschuwde dat we niet moesten denken dat we spoedig zouden demobili­seren en naar huis konden gaan. Hoewel dat voor ons dienst­plichtigen een hele klap was, zagen we de noodzaak hiervan wel in. De overste Drost dacht zelf dat het nog wel een jaar of drie zou duren. In Balikpapan kregen we ook meer te horen over de revolutie die op Java was uitgebroken. Enkelen kregen zelfs bericht dat familieleden waren vermoord of door de Indonesi­rs gevangen gezet in het binnenland van Java. Zelf hoorde ik van familiele­den die in Batavia woonden, dat mijn naaste fami­lie door de Indonesiërs was geïnterneerd en nu gevangen zat in de binnenlanden. Er kwamen steeds meer berich­ten over moordpar­tijen op Java. Er waren niet genoeg Engelse troepen om de zaak in de hand te houden. Desondanks mochten onze troepen niet op Java landen en konden wij niets anders doen dan af­wachten.

Ausies
In Balikpapan waren Australische troepen gelegerd en velen van hen sympatiseerden met de Indonesiërs. Gelukkig zijn ze niet lang na onze aankomst vertrokken, anders waren er beslist ongelukken gebeurd. Veel van die ausies verkochten wapens en het interesseerde hen niet aan wie. Zo hebben enkelen van ons een wapen gekocht om er mee te jagen. Munitie kon je in het bos vinden. Zelfs handgranaten lagen er. De Australiërs hadden zich na het beëindigen van de strijd teruggetrokken uit het oerwoud en het een en ander achtergelaten. Ook de Japanners die in het oerwoud zaten, lieten veel wapens achter, toen ze zich van de honger aan de Australiërs moesten overge­ven.

Bewerkt door Mariëlle van Hezewijk

‘Oorlogsherinneringen van Militiesoldaat 8924 (9)’