Oorlogsherinneringen van Militiesoldaat 8924 (3) vervolg

Vervolg Burning feet
Aan ontspanning werd in dit kamp nog wel gedaan, zoals toneel­uitvoeringen met als vrouwen verklede mannen. Vaak hadden de Japanners die kwamen kijken er moeite mee om te geloven dat het mannen waren. En stelden prompt een onderzoek in. We moes­ten ook wel eens op een hoger gelegen gedeelte van het kamp hout voor de keuken gaan halen. Dit deden we met vrachtauto’s waarvan de motor en laadbak verwijderd waren en waarvan op het chassis een houten platform gemonteerd was. We trokken de wagens met mankracht de hellingen op en laadden ze vol met boomstammen. Bij de afdaling hadden we alleen maar het stuur en de remmen tot onze beschikking. Daardoor ging het weleens te hard en gebeurden er ongeluk­ken.

Ingescheept
Op 2 april 1943 moest een groep van ongeveer 900 man met hun bezittingen aantreden. Steenbergen en ik hoorden hier ook bij. We hadden al het gerucht gehoord dat onze bestemming Japan zou zijn. Maar niemand geloofde dit echt. In de haven van Singapo­re werden we ingescheept op de Hawaiimaru. De groep werd verdeeld over het voor-en achterschip en ondergebracht in de beide ruimen. Die waren precies zo ingericht als op het vorige schip, waarmee we in Singapore waren aangekomen. Met één verschil dat we hier wel allemaal een ligplaats hadden, omdat het schip wat groter was. Boven aan dek stonden aan de railing houten hokken met een goot die buitenboord stak. Dat waren onze wc’s, die een paar keer per dag met een krachtige water­straal werden schoongespoten. We mochten af en toe aan dek komen om onze behoeften te doen of om eten te halen. De boven­ste laag van het ruim was onze verblijfplaats en het onderste gedeelte was gevuld met suiker en vrachtauto’s, waar­schijnlijk afkom­stig uit de be­zette gebieden. De boven elkaar geplaatste slaapplaatsen waren vooral voor de dysenteriepati­nten die boven lagen, een probleem. Als ze niet snel genoeg een panne­tje konden pakken, lieten ze hun ontlas­ting zo maar lopen. Naarmate de zee ruwer werd, hadden we ook te maken met zee­ziekte en daar werd de smeerboel nog groter van. De gezonden onder ons pro­beer­den zoveel mogelijk de zaak schoon te houden. Bij de wc’s stonden tonnen met een ontsmettingsmiddel (subli­maat) om de handen te wassen. Dit mid­del dat normaal gesproken blauw gekleurd is, was bij de Japanners theekleu­rig. Eén keer tijdens de reis is er een vergissing gemaakt met de thee, waarvan de tonnen ook daar in de buurt stonden. Enkele mensen die ervan hadden gedronken, moesten hun maag laten leegpompen.

De reis ging via Saigon (5 april) en Taiwan (15 april) naar Modji (Japan). In Saigon hoorden we later dat er een krijgsge­vangene, die daar vroeger gewoond had, ontsnapt was. Tijdens de reis kregen we maar twee keer per dag wat waterige rijst, waar­door veel mannen zich slap voelden en bijna niet meer van hun slaap­plaats afkwamen. Enkele krijgs­ge­vangenen zijn over­leden en hebben een zeemansgraf gekregen. Naarmate de reis vorderde werd de gezond­heidstoe­stand aan boord steeds slech­ter. De reis had echt niet langer moeten duren, anders waren er nog veel meer slach­toffers gevallen.

Japan
Op 24 april 1943 kwamen we in Modji aan. Het was lente en de kersenbomen stonden in bloei. Maar daar hadden wij amper oog voor. We waren veel te moe en ziek van de reis. We werden in groepen van 300 man verdeeld en naar een gebouw gebracht waar broodjes werden uitgedeeld. Die smaakten natuurlijk veel beter dan de waterige rijst die we drie weken lang hadden moeten eten. Hierna gingen we naar het station, onderweg veel bekijks hebbend van de plaatselijke bevolking. Ze lach­ten ons uit en riepen allerlei woorden, die we gelukkig niet verstonden. Onder ons waren een aantal officieren, onder andere luite­nant Aalders, luitenant Hooyer en de vaandrig Jolly. Per trein vervoerden de Japanners ons naar Nagasaki, waar we naar het kamp moesten lopen, dat niet zo heel ver van het station af, tussen de fabrieken lag.

Bewerkt door Mariëlle van Hezewijk

‘Oorlogsherinneringen van Militiesoldaat 8924 (4)’