Tachtigjarige Oorlog

Gilze in de Tachtigjarige Oorlog

Op 23 mei 1584 vielen soldaten uit Herenthals, Vilvoorde en Wouw midden in de nacht het dorp Gilze binnen. Zij roofden het vee en andere goederen en staken de kerk, de hoeven en huizen in brand. Dat wat de dorpelingen nog konden redden, werd kort daarna door ruiters uit Antwerpen en Bergen op Zoom geroofd. Ook vermoordden ze verschillende inwoners. Het dorp verkeerde in een rampzalige toestand. De verzwaarde oorlogslasten maakten de situatie nog erger. Inwoners moesten verplicht hooi en haver aan de troepen leveren en wagendiensten verlenen voor het vervoer van levensmiddelen en munitie naar het Spaanse legerkamp bij Antwerpen.
Veel inwoners verlieten hun dorp. Doopboeken in Breda laten zien, dat kinderen uit Gilze in 1585 in Breda werden gedoopt.
Herhaaldelijk kreeg het dorp inlegering van troepen. En ook dat was steeds een zware last voor de bevolking.
Toen Spinola in 1624 Breda belegerde, streken soldaten neer in een kamp in Gilze.  In 2000 werden er in de buurtschap Verhoven uit die periode enkele skeletten van soldaten van het Spaanse leger opgegraven.

Ook toen er een eind kwam aan de Tachtigjarige Oorlog betekende dat nog geen verlichting voor Gilze en Rijen. Plaatsen in de Generaliteitslanden kregen zware belastingen opgelegd en de oude stedelijke voorrechten bleven gehandhaafd.
In 1762 trof Gilze nog een ramp. Een brandstichter stak de nieuw gebouwde schuurkerk in brand. Overslaande vlammen legden in het dorp veel huizen in de as.